So, you’re a fan of extreme sports and you think that you’ve tried everything? You’ve climbed the Mount Everest twice, you’ve been a football hooligan in Italy and once you bungee jumped off the Eiffel tower and the Grand Canyon in the same week. You’ve been doing sky diving for five years. So what? Do you really think that nothing is too much for you?
Try walking a Great Dane!
You might think that walking a dog is boring. Well, it is. But walking a Great Dane is nothing like walking an ordinary dog! Walking a Great Dane will open a whole new world for you. You will finally understand what it is to experience pain and what it feels like to be exhausted. Your Great Dane will teach you the true rules of survival.
This is THE sport for the ones who are addicted to adrenalin. Walking a Great Dane will teach you to make the right decisions. A bad decision can have a dramatic outcome. Your huge, incredible strong and playful dog will accidentally squeeze every playmate smaller than itself (that means almost every dog) between its massive body and the ground. Your Great Dane will scratch, wound and bump into every single part of your body, happy and enthusiastic as it is. It will step on your toes and break them, it will hit you with its tale so your legs will turn red and it will play boxing with its huge front paws, standing on its back paws.
Besides the great deal of body exercise (very strong biceps from trying to hold the dog, great bum because of walking so much and an excellent calorie burning and cardio training), this sport is very popular because of the exceptional challenge it contains.
Figure out alternative routes and make sure you know the surroundings very well before you get out with the dog. Draw a map with all street lanterns to get hold on when your dog chooses to run after a cat or a child instead of walking with you. Wear special shoes with noses of steel and of course: good gloves are unbearable. With this equipment you’re on your way to make it home, keeping you and your Great Dane out of too much trouble.
Despite, or because of all the danger, this sport is already the bomb in the United States! Get your adrenalin going, hit the streets and combine a great physical training with mental stimulation and a huge kick!
Are YOU up to the challenge?
Inexperienced walkers will have to hire a protection suit because of the high rate of injuries in this sport.
The organisation is nor responsible for any of the material damage, injuries or psychic damage the Great Dane will cause, nor for stains caused by slobber of the Great Dane.
woensdag, februari 14, 2007
Mind the DOG
zondag, januari 14, 2007
Music is in the Air!
Afgelopen zondag heb ik een nieuwe afspeellijst op mijn computer samengesteld. Een lange lijst van ongeveer 100 nummers van bands waar ik min of meer vrolijk van word. Het zijn stevige rocknummers van Metallica, The Offspring, The Bloodhound Gang, Buckcherry en mijn all time favorite band: Guns ‘n’ Roses. Heerlijk.
Ik kan dag en nacht naar rock luisteren. Volgens sommige mede-rockers hou ik van ‘softe’ muziek, maar who cares. Deze muziek doet iets met me, maakt me vrolijk (zoals bij Guns ‘n’ Roses – Welcome To The Jungle) of melancholisch (Buckcherry – Sorry) of gewoon wild (Guns ‘n’ Roses – Sweet Child Of Mine). Sommige nummers zorgen dat ik zo stil word, dat ik me na afloop afvraag of ik wel geademd heb. Metallica met Nothing Else Matters schiet me als eerste te binnen.
Natuurlijk vinden mijn ouders en mijn broer mijn muzieksmaak vreselijk. Vooral mijn ouders vragen bij binnenkomst of de muziek misschien zo zacht mag dat ze het net niet meer kunnen horen, en mijn broer luistert liever hardstyle. Mijn moeder is trouwens gewoon allergisch voor geluid. Helaas kan ik alleen geconcentreerd aan het werk als er op de achtergrond flink wat herrie gemaakt wordt. Met ‘aan het werk’ bedoel ik trouwens niet alleen fysiek werk zoals het uitmesten van een paardenstal of het verbouwen van een caravan, maar ook het maken van huiswerk en het schrijven van teksten.
Soms maak ik wat uitstapjes qua muziek, en dan luister ik opeens drie weken lang alleen nog maar naar de Spaanse feel-good muzikant Juanes. Eigenlijk zijn veel van zijn liedjes helemaal niet vrolijk, maar ik kan de teksten niet verstaan en het klinkt allemaal gezellig. Ook heb ik een week of twee fanatiek naar Dragonforce geluisterd. Dragonforce werkt op mij als een hele, héle sterke espresso en dat wil je echt niet meemaken. Maar na zo’n korte affaire krijg ik vrijwel altijd spijt. Geen enkele muziekstijl kan voor langere tijd op tegen mijn grote liefde.
Ik kan dag en nacht naar rock luisteren. Volgens sommige mede-rockers hou ik van ‘softe’ muziek, maar who cares. Deze muziek doet iets met me, maakt me vrolijk (zoals bij Guns ‘n’ Roses – Welcome To The Jungle) of melancholisch (Buckcherry – Sorry) of gewoon wild (Guns ‘n’ Roses – Sweet Child Of Mine). Sommige nummers zorgen dat ik zo stil word, dat ik me na afloop afvraag of ik wel geademd heb. Metallica met Nothing Else Matters schiet me als eerste te binnen.
Natuurlijk vinden mijn ouders en mijn broer mijn muzieksmaak vreselijk. Vooral mijn ouders vragen bij binnenkomst of de muziek misschien zo zacht mag dat ze het net niet meer kunnen horen, en mijn broer luistert liever hardstyle. Mijn moeder is trouwens gewoon allergisch voor geluid. Helaas kan ik alleen geconcentreerd aan het werk als er op de achtergrond flink wat herrie gemaakt wordt. Met ‘aan het werk’ bedoel ik trouwens niet alleen fysiek werk zoals het uitmesten van een paardenstal of het verbouwen van een caravan, maar ook het maken van huiswerk en het schrijven van teksten.
Soms maak ik wat uitstapjes qua muziek, en dan luister ik opeens drie weken lang alleen nog maar naar de Spaanse feel-good muzikant Juanes. Eigenlijk zijn veel van zijn liedjes helemaal niet vrolijk, maar ik kan de teksten niet verstaan en het klinkt allemaal gezellig. Ook heb ik een week of twee fanatiek naar Dragonforce geluisterd. Dragonforce werkt op mij als een hele, héle sterke espresso en dat wil je echt niet meemaken. Maar na zo’n korte affaire krijg ik vrijwel altijd spijt. Geen enkele muziekstijl kan voor langere tijd op tegen mijn grote liefde.
maandag, december 04, 2006
Economische recessie
Het gaat niet goed met mij. En niet alleen met mij, maar ook met veel wat met mij te maken heeft. Mijn leven van dit moment is dringend aan restauratie toe. Als ik op deze manier doorga, valt alles wat ik de afgelopen jaren had in kleine stukjes uiteen. Want luiheid, moeheid, jaloezie en gemakszucht vreten er aan.
Men zegt dat de ogen de spiegel van de ziel zijn. Als dat zo is, is het dan mogelijk dat mijn gezicht de spiegel van mijn leven is? Mijn gezicht ziet er op dit moment net zo aangevreten uit als mijn dagelijks leven. Dat is begonnen in de twee weken van internationale uitwisseling op mijn school. En sindsdien is het alleen maar erger geworden. En ik heb het vermoeden dat het pas heelt als ik mijn dagelijks leven weer ga oppoetsen.
Bepaalde elementen liggen weg te rotten op moment van schrijven. Relaties, vooral. Allereerst de relatie met mijn paard, mijn allerliefste paard. Ik kan tweehonderd keer zeggen hoe erg het me spijt dat ik zo weinig bij haar ben, maar ten eerste verstaat ze me niet en ten tweede heeft ze er niets aan. Daden zijn nodig om dit goed te maken. Dan, het net herwonnen contact met mijn lieve broer. En opnieuw, ik kan me nog zo vaak verontschuldigen voor het een of ander maar dat is niet genoeg. Ik moet er energie insteken, zoals in alles. Maar daar kom ik later op terug. Tot slot, het laatste grote ‘ding’ is de relatie met mijn vriendinnen... Dit is al de zoveelste keer dat ik ze min of meer in de steek laat. Mochten ze dit lezen zullen ze waarschijnlijk zeggen dat ze het begrijpen en dat het niet uitmaakt, maar ik weet dat het wel iets uitmaakt.
Natuurlijk zijn er nog meer elementen die lijden onder het wanbeleid dat ik over mezelf voer. Mijn ouders, de katten en de honden, mijn caravan, school. (Het feit dat ik school pas als laatste bedacht geeft goed weer hoe erg mijn schoolwerk op de achtergrond is geraakt.) Mijn caravan is trouwens een goede graadmeter voor in hoeverre ik mezelf en mijn leven in de hand heb, net als mijn gezicht dat is.
Eigenlijk lijkt het allemaal op politiek. Mijn caravan en mijn gezicht als de media en het CBS, degenen die in de gaten houden hoe het staat met een land. Mezelf vooral als premier, minister van Defensie en minister van Binnenlandse Zaken. Mijn paard, broer en vriendinnen als onmisbare buitenlandse politieke relaties. Al die ‘kleine’ dingetjes als katten, honden, ouders en school, dat is dan het volk. Wend je tot de media en het CBS, mijn caravan en mijn gezicht, en je weet hoe laat het is. Het gaat slecht met ons land. Het ‘volk’ is ontevreden en voelt zich buitengesloten en genegeerd, buitenlandse relaties lijden onder het wanbeleid en krijgen het vermoeden dat ons land niet zo’n solide investering is als het leek.
Nederland en alle andere landen hebben iets gemeenschappelijk: één heel groot probleem, namelijk geld. Er zijn genoeg plannen om het land mooier, machtiger, rijker te maken en om de burgers meer tevreden en nog gelukkiger te maken en om ondertussen de o zo belangrijke buitenlandse relaties te onderhouden. Maar er is nooit genoeg geld om al die plannen uit te voeren en dus moet er gekozen worden. Dat is in mijn land ook het geval, alleen draait het hier niet om geld maar om energie. En ook energie is schaars. Er moet genoeg tijd en moeite besteed worden aan het winnen van energie, anders raken de reserves op. De energiewinning is ondergesneeuwd geraakt bij deze regering. Tel daar bij op dat met de energie die er was precies de verkeerde plannen tot uitvoer zijn gebracht en je weet exact in welke staat ik nu ben. Volk achtergesteld, buitenlandse relaties verwaterd, media en CBS op hun achterste benen. En geen energie om de problemen op te lossen. Is dat niet wat we noemen: economische recessie?
Men zegt dat de ogen de spiegel van de ziel zijn. Als dat zo is, is het dan mogelijk dat mijn gezicht de spiegel van mijn leven is? Mijn gezicht ziet er op dit moment net zo aangevreten uit als mijn dagelijks leven. Dat is begonnen in de twee weken van internationale uitwisseling op mijn school. En sindsdien is het alleen maar erger geworden. En ik heb het vermoeden dat het pas heelt als ik mijn dagelijks leven weer ga oppoetsen.
Bepaalde elementen liggen weg te rotten op moment van schrijven. Relaties, vooral. Allereerst de relatie met mijn paard, mijn allerliefste paard. Ik kan tweehonderd keer zeggen hoe erg het me spijt dat ik zo weinig bij haar ben, maar ten eerste verstaat ze me niet en ten tweede heeft ze er niets aan. Daden zijn nodig om dit goed te maken. Dan, het net herwonnen contact met mijn lieve broer. En opnieuw, ik kan me nog zo vaak verontschuldigen voor het een of ander maar dat is niet genoeg. Ik moet er energie insteken, zoals in alles. Maar daar kom ik later op terug. Tot slot, het laatste grote ‘ding’ is de relatie met mijn vriendinnen... Dit is al de zoveelste keer dat ik ze min of meer in de steek laat. Mochten ze dit lezen zullen ze waarschijnlijk zeggen dat ze het begrijpen en dat het niet uitmaakt, maar ik weet dat het wel iets uitmaakt.
Natuurlijk zijn er nog meer elementen die lijden onder het wanbeleid dat ik over mezelf voer. Mijn ouders, de katten en de honden, mijn caravan, school. (Het feit dat ik school pas als laatste bedacht geeft goed weer hoe erg mijn schoolwerk op de achtergrond is geraakt.) Mijn caravan is trouwens een goede graadmeter voor in hoeverre ik mezelf en mijn leven in de hand heb, net als mijn gezicht dat is.
Eigenlijk lijkt het allemaal op politiek. Mijn caravan en mijn gezicht als de media en het CBS, degenen die in de gaten houden hoe het staat met een land. Mezelf vooral als premier, minister van Defensie en minister van Binnenlandse Zaken. Mijn paard, broer en vriendinnen als onmisbare buitenlandse politieke relaties. Al die ‘kleine’ dingetjes als katten, honden, ouders en school, dat is dan het volk. Wend je tot de media en het CBS, mijn caravan en mijn gezicht, en je weet hoe laat het is. Het gaat slecht met ons land. Het ‘volk’ is ontevreden en voelt zich buitengesloten en genegeerd, buitenlandse relaties lijden onder het wanbeleid en krijgen het vermoeden dat ons land niet zo’n solide investering is als het leek.
Nederland en alle andere landen hebben iets gemeenschappelijk: één heel groot probleem, namelijk geld. Er zijn genoeg plannen om het land mooier, machtiger, rijker te maken en om de burgers meer tevreden en nog gelukkiger te maken en om ondertussen de o zo belangrijke buitenlandse relaties te onderhouden. Maar er is nooit genoeg geld om al die plannen uit te voeren en dus moet er gekozen worden. Dat is in mijn land ook het geval, alleen draait het hier niet om geld maar om energie. En ook energie is schaars. Er moet genoeg tijd en moeite besteed worden aan het winnen van energie, anders raken de reserves op. De energiewinning is ondergesneeuwd geraakt bij deze regering. Tel daar bij op dat met de energie die er was precies de verkeerde plannen tot uitvoer zijn gebracht en je weet exact in welke staat ik nu ben. Volk achtergesteld, buitenlandse relaties verwaterd, media en CBS op hun achterste benen. En geen energie om de problemen op te lossen. Is dat niet wat we noemen: economische recessie?
donderdag, november 09, 2006
Later.
De toekomst komt met grote stappen dichterbij. Later klinkt schrikwekkend, wat zal er gebeuren? Ik verander, mijn leven verandert en de wereld verandert. Ik zie dingen gebeuren die ik niemand toewens. Ik zie dingen gebeuren bij mensen die ik ken, of juist niet. Maar ze gebeuren.
Wat zal mij gebeuren? Wat zal gebeuren in de toekomst? Morgen, volgende week, volgend jaar? Zal ik gelukkig worden, zal ik vallen, zal ik ziek worden? Zal mijn wereld veranderen? Hoe zal het mijn ouders vergaan, mijn vrienden, mijn dieren?
Nare dingen gebeuren iedereen, dus ook mij. Hoe en wanneer weet ik niet. Hoe erg zal het zijn? Het is wachten op het moment waarop, het gaat al veel te lang goed. Ik ben elke avond bang voor de nieuwe ochtend.
Ik ben altijd bang geweest. Vroeger was ik bang voor de toekomst waarin ik nu leef. Iedere dag, iedere ochtend dat ik nu opsta leef ik in het schrikwekkende Later van toen. Toch ben ik min of meer gelukkig.
Wat zal mij gebeuren? Wat zal gebeuren in de toekomst? Morgen, volgende week, volgend jaar? Zal ik gelukkig worden, zal ik vallen, zal ik ziek worden? Zal mijn wereld veranderen? Hoe zal het mijn ouders vergaan, mijn vrienden, mijn dieren?
Nare dingen gebeuren iedereen, dus ook mij. Hoe en wanneer weet ik niet. Hoe erg zal het zijn? Het is wachten op het moment waarop, het gaat al veel te lang goed. Ik ben elke avond bang voor de nieuwe ochtend.
Ik ben altijd bang geweest. Vroeger was ik bang voor de toekomst waarin ik nu leef. Iedere dag, iedere ochtend dat ik nu opsta leef ik in het schrikwekkende Later van toen. Toch ben ik min of meer gelukkig.
zondag, oktober 29, 2006
Scheiding en ordening
De Paardenwereld. Ojee.
Je hebt mensen en je hebt paardenmensen. Omdat ik te weinig ervaring heb met mensen om zelfs nog maar een half a4’tje mee te vullen, zal ik uitweiden over het ras dat mij beter bekend is: de paardenmens. Waarschijnlijk denk je dat je het niet interessant vindt om alle ins and outs te weten over paardenmensen... Maar dan heb je het mis.
Zoals je mensen en paardenmensen hebt, heb je ook paardenmensen en paardenmensen. Ofwel: paardenmensen en mensen die denken dat ze ‘paardenmens’ zijn. De meeste mensen die behoren tot de groep van ‘paardenmensdenkenden’ zijn op de eerste plaats fashion victim en op de tweede plaats pas paardenmens. Je herkent ze aan de volgende kenmerken:
Zadeldek, beenbescherming, deken, halster, leidtouw (allemaal voor het paard), rijbroek en alle andere kleding zoveel mogelijk in dezelfde kleurstellingen. Niet zelden hebben deze mensen een zeer uitgebreide collectie rijsokken. Omdat de rijsokken knielang zijn en over de rijbroek gedragen worden, zijn ze essentieel voor een goed matchende outfit. En als ik zeer uitgebreid zeg, bedoel ik ook zeer uitgebreid. Tien à twintig paar is meer regel dan uitzondering, terwijl de meeste van deze mensen maar zo’n drie keer in de week hun paard rijden.
Behalve aan uiterlijke kenmerken, kun je de fashion victims in de paardenwereld ook herkennen aan een aantal typerende gedragingen. Ze kopen en verkopen paarden in een relatief kort tijdsbestek. Waar paardenmensen (die niet in de handel of topsport zitten) makkelijk vijftien jaar met een paard kunnen doen, hebben de FV’s in diezelfde vijftien jaar ongeveer zeven paarden achter de rug. Het is niet wetenschappelijk onderzocht, maar uit ervaring weet ik dat dit vaak grote zwarte of bruine paarden zijn met veel uitstraling en een bepaalde dosis talent. De reden voor dit grootvebruik is mij niet helemaal bekend. Verder hebben de FV’s vaak hun paarden ergens anders gestald dan thuis. ‘Op stal’ wordt er vaak tegen betaling voor de paarden gezorgd in de vorm van het schoonmaken van de stal en het geven van voldoende voer. De FV’s stallen hun paarden het liefst op plaatsen waar veel andere paardenmensen hun paarden gestald hebben, voor de broodnodige sociale contacten. Is er een kantine, dan is de kans groot dat je hen daar ziet zitten. Behalve fasion victim doet het merendeel de naam relatiejunk eer aan.
Het gros van de paardenmensen die geen paardenmensen zijn maar ook niet behoren tot de fashion victims, is de aanhang. De aanhang van de paardenmensen, wel te verstaan. De man, vrouw, vriend, vriendin, dochter, zoon, neef, nicht of kennis van de paardenmens. Dit soort kom je vooral tegen op wedstrijden, waar de werdstrijdruiter zijn kunsten vertoont. De aanhang is mee om bijvoorbeeld de proef (de serie oefeningen die ruiter en paard moeten doen voor het oog van een jury) voor te lezen, om het paard klaar te maken voor de wedstrijd en na de wedstrijd voor de tocht huiswaarts, om de ruiter de kalmeren en om ruzie te maken met de jury als dat nodig is. De fanatieke aanhang wordt zo vanzelf opgenomen in de paardenwereld, alleen maar door aanwezig te zijn bij de wedstrijden en af en toe zijn neus te laten zien in de kantine. Ze doen sociale contacten op, roddelen, vergelijken punten van de ruiters en voelen zich zo toch een beetje paardenmens.
Zonder al deze mensen zou de paardensport niet zijn wat ze nu is. Deze mensen geven onze mooie hippische sport het volume dat ze nu heeft. Gelukkig is er een wezenlijk verschil tussen de mensen die de paardensport een gezicht geven, de niet-paardenmensen, en de mensen die de paardensport nodig hebben en noodzakelijk maken: de paardenmensen. Waar je ze kunt vinden? Bij hun paard of aan het werk in de stal. Wat ze dragen? Who cares. Meestal lopen ze dag en nacht in een fleecetrui van een bepaalde kleur en hebben ze vier rijbroeken, waarvan één te klein en één favoriet. Het allerliefst hebben ze hun paard bij huis staan maar als dat echt niet gaat en ze moeten het dier ergens stallen, bemoeien ze zich overal mee. Er moet meer stro of zaagsel op de vloer, hij mag iets meer voer want hij is afgevallen, ’s avonds voer ik liever zelf want dan krijgt hij er muesli en knoflook bij, waarom mag dat raampje niet open? Ze beschouwen de Grote PaardensportWinkel als het Walhalla, waar ze niets kopen als ze dat niet echt nodig hebben. Deze mensen zijn de motor van de paardensport en ze zijn bloedfanatiek. Als je met hen trouwt, trouw je ook met hun paard. Wil je op vakantie? Niets Jamaica, Griekenland of de Canarische Eilanden, Drenthe moet het zijn want dan nemen we de paarden mee.
Natuurlijk zit de paardenwereld veel complexer in elkaar dan ik hier heb geschetst. Neem mijzelf bijvoorbeeld, ik voldoe aan bepaalde kenmerken van alle drie de groepen. Ik ben aanhang maar maak geen sociale contacten, ik ben fashion victim want ik heb teveel sokken en ik ben paardenmens maar ik ben niet bloedfanatiek. Eigenlijk is het allemaal één onbelangrijke pot nat, maar het is zo leuk om scheiding en ordening aan te brengen in een wereld waarin dat vrijwel onmogelijk is.
Zoals je mensen en paardenmensen hebt, heb je ook paardenmensen en paardenmensen. Ofwel: paardenmensen en mensen die denken dat ze ‘paardenmens’ zijn. De meeste mensen die behoren tot de groep van ‘paardenmensdenkenden’ zijn op de eerste plaats fashion victim en op de tweede plaats pas paardenmens. Je herkent ze aan de volgende kenmerken:
Zadeldek, beenbescherming, deken, halster, leidtouw (allemaal voor het paard), rijbroek en alle andere kleding zoveel mogelijk in dezelfde kleurstellingen. Niet zelden hebben deze mensen een zeer uitgebreide collectie rijsokken. Omdat de rijsokken knielang zijn en over de rijbroek gedragen worden, zijn ze essentieel voor een goed matchende outfit. En als ik zeer uitgebreid zeg, bedoel ik ook zeer uitgebreid. Tien à twintig paar is meer regel dan uitzondering, terwijl de meeste van deze mensen maar zo’n drie keer in de week hun paard rijden.
Behalve aan uiterlijke kenmerken, kun je de fashion victims in de paardenwereld ook herkennen aan een aantal typerende gedragingen. Ze kopen en verkopen paarden in een relatief kort tijdsbestek. Waar paardenmensen (die niet in de handel of topsport zitten) makkelijk vijftien jaar met een paard kunnen doen, hebben de FV’s in diezelfde vijftien jaar ongeveer zeven paarden achter de rug. Het is niet wetenschappelijk onderzocht, maar uit ervaring weet ik dat dit vaak grote zwarte of bruine paarden zijn met veel uitstraling en een bepaalde dosis talent. De reden voor dit grootvebruik is mij niet helemaal bekend. Verder hebben de FV’s vaak hun paarden ergens anders gestald dan thuis. ‘Op stal’ wordt er vaak tegen betaling voor de paarden gezorgd in de vorm van het schoonmaken van de stal en het geven van voldoende voer. De FV’s stallen hun paarden het liefst op plaatsen waar veel andere paardenmensen hun paarden gestald hebben, voor de broodnodige sociale contacten. Is er een kantine, dan is de kans groot dat je hen daar ziet zitten. Behalve fasion victim doet het merendeel de naam relatiejunk eer aan.
Het gros van de paardenmensen die geen paardenmensen zijn maar ook niet behoren tot de fashion victims, is de aanhang. De aanhang van de paardenmensen, wel te verstaan. De man, vrouw, vriend, vriendin, dochter, zoon, neef, nicht of kennis van de paardenmens. Dit soort kom je vooral tegen op wedstrijden, waar de werdstrijdruiter zijn kunsten vertoont. De aanhang is mee om bijvoorbeeld de proef (de serie oefeningen die ruiter en paard moeten doen voor het oog van een jury) voor te lezen, om het paard klaar te maken voor de wedstrijd en na de wedstrijd voor de tocht huiswaarts, om de ruiter de kalmeren en om ruzie te maken met de jury als dat nodig is. De fanatieke aanhang wordt zo vanzelf opgenomen in de paardenwereld, alleen maar door aanwezig te zijn bij de wedstrijden en af en toe zijn neus te laten zien in de kantine. Ze doen sociale contacten op, roddelen, vergelijken punten van de ruiters en voelen zich zo toch een beetje paardenmens.
Zonder al deze mensen zou de paardensport niet zijn wat ze nu is. Deze mensen geven onze mooie hippische sport het volume dat ze nu heeft. Gelukkig is er een wezenlijk verschil tussen de mensen die de paardensport een gezicht geven, de niet-paardenmensen, en de mensen die de paardensport nodig hebben en noodzakelijk maken: de paardenmensen. Waar je ze kunt vinden? Bij hun paard of aan het werk in de stal. Wat ze dragen? Who cares. Meestal lopen ze dag en nacht in een fleecetrui van een bepaalde kleur en hebben ze vier rijbroeken, waarvan één te klein en één favoriet. Het allerliefst hebben ze hun paard bij huis staan maar als dat echt niet gaat en ze moeten het dier ergens stallen, bemoeien ze zich overal mee. Er moet meer stro of zaagsel op de vloer, hij mag iets meer voer want hij is afgevallen, ’s avonds voer ik liever zelf want dan krijgt hij er muesli en knoflook bij, waarom mag dat raampje niet open? Ze beschouwen de Grote PaardensportWinkel als het Walhalla, waar ze niets kopen als ze dat niet echt nodig hebben. Deze mensen zijn de motor van de paardensport en ze zijn bloedfanatiek. Als je met hen trouwt, trouw je ook met hun paard. Wil je op vakantie? Niets Jamaica, Griekenland of de Canarische Eilanden, Drenthe moet het zijn want dan nemen we de paarden mee.
Natuurlijk zit de paardenwereld veel complexer in elkaar dan ik hier heb geschetst. Neem mijzelf bijvoorbeeld, ik voldoe aan bepaalde kenmerken van alle drie de groepen. Ik ben aanhang maar maak geen sociale contacten, ik ben fashion victim want ik heb teveel sokken en ik ben paardenmens maar ik ben niet bloedfanatiek. Eigenlijk is het allemaal één onbelangrijke pot nat, maar het is zo leuk om scheiding en ordening aan te brengen in een wereld waarin dat vrijwel onmogelijk is.
dinsdag, oktober 24, 2006
Sinterklaas &zo
Ieder jaar is het weer hetzelfde liedje: Sinterklaas komt er aan en de verhalen over hoe het allemaal zo gekomen is schieten als paddestoelen uit de grond. Terwijl je broertje luidkeels ‘Sinterklaas Kapoentje’ staat te zingen, heb jij al weer vijftien keer gelezen dat Sinterklaas echt bestaan heeft, dat hij niet in Spanje leefde maar in Turkije, en dat hij een weeshuis opzette en zijn cape (tabberd) deelde met een aantal arme kinderen die het koud hadden. Koud. In Turkije. Laten we een bommetje leggen onder de legende.
Sinterklaas is de kindervriend bij uitstek. Sinds de oprichting van de Partij voor de Naastenliefde, nogwat en Diversiteit heeft het woord ‘kindervriend’ een iets andere betekenis gekregen. Laten we er van uitgaan dat Sint Nicolaas geen pedofiel was (hoewel er in het hedendaagse Vaticaan genoeg voorbeelden zijn van bisschoppen die het met koorknapen doen) en dat hij gewoon een kindervriend was om zijn liefdadigheid. Hij leefde namelijk in de vierde eeuw na Christus als bisschop in Myra in, jawel, Turkije. Volgens de verhalen heeft hij dat dorp van de ondergang gered door het verstrekken van voedsel. Ook schijnt hij arme meisjes van bruidsschatten voorzien te hebben zodat ze konden trouwen. Verder zou hij nog meer liefdadige dingen gedaan hebben die vooral met kinderen te maken hebben.
Allemaal leuk en aardig, maar in Spanje zelf is Sinterklaas geen feest voor de kinderen, het is een feest voor de gelovigen. En dan vooral voor de vrouwen die in geldnood zitten... Ze lopen drie maandagen achter elkaar van huis naar een kerk die gewijd is aan de Sint, mensen krijgen cakejes, gedroogd fruit, noten en caramelsnoepjes, en de jonge bisschopjes (tussen de 4 en 7 jaar oud) nemen een speciale plaats in op die dag.
Hoe kwam die man eigenlijk in Spanje terecht? Waarom roepen we nog steeds dat hij ieder jaar uit Madrid komt met zijn stoomboot (ik dacht dat de stoommachine pas rond de 18e eeuw uitgevonden werd, maar blijkbaar was Sint Nicolaas een pienter ventje) terwijl we allemaal weten dat het een rasechte Turk is? Ik ben zelf van mening dat die zeelui met hun sterke verhalen vanalles verzonnen hebben. Toen wij Nederlanders in de Gouden Eeuw (17e eeuw) gingen varen kwamen we regelmatig de Spanjaarden tegen. Aangezien ons Sinterklaasje als de beschermheer van de scheepvaart gezien werd kan het best zijn dat de zeelui wat uit hun duim gezogen hebben.
Herinneren jullie dat relletje nog van een klein aantal jaren geleden? Een groep mensen claimde dat het gedeelte over Zwarte Pieten in het verhaal discriminerend was en daar viel de rest van Nederland dan weer overheen. Nou, ze hebben gelijk. Die eerste groep dan. In de eeuwen rond de Gouden Eeuw waren het de Moren die de macht hadden in Spanje (en ja de Moren zijn zwart). Ook rond die tijd overwonnen de Spanjaarden de Moren weer, dus het zou best eens zo kunnen zijn dat onze Zwarte Pieten (die natuurlijk onder leiding staan van Sinterklaas) symbool staan voor de overwinning op de Moren. Aanwijzingen genoeg: in landen als Australië, Slowakije en Tsjechië is degene die Sinterklaas op zijn tocht vergezelt niet een Zwarte Piet of een andere hulp, maar een aangelijnd monster met hoorns en een rode tong, gekleed in bont. In deze gevallen staat Sinterklaas voor het goede, en het monster voor het kwade. De kettingen waaraan het wezen vastzit zorgen ervoor dat hij de mensen geen kwaad kan doen en staan symbool voor de macht die Sint Nicolaas heeft.
Is er nog één aspect over: het paard van Sinterklaas. Trouwe Americo, het witte paard dat over de daken kan lopen zonder de dakpannen er af te kegelen en nog lang niet moe is als hij in één nacht heel Nederland en een stukje België doorkruist heeft. Americo, het paard dat op het dek mag staan van de stoomboot, het paard dat iedere nacht weer tientallen kilo’s stro, hooi en wortelen in de kleine stinkende kinderschoentjes vindt. In een groot deel van België, heel Frankrijk, Luxemburg en Zwitserland bestaat hij helemaal niet. Daar heeft Sinterklaas een ezeltje, een klein ezeltje ja, en omdat dat diertje te klein is om de tabberd van de grond te houden draagt het beest manden met cadeautjes en snoepgoed. En de Sint, die ongeveer 1600 jaar oud is, moet lopen.
En om het verhaal compleet te maken: Pakjesavond is de viering van de sterfdag van Sint Nicolaas, op 6 december 434. Heb ik jullie tóch stiekem verteld hoe het Sinterklaasfeest in elkaar zit.
Sinterklaas is de kindervriend bij uitstek. Sinds de oprichting van de Partij voor de Naastenliefde, nogwat en Diversiteit heeft het woord ‘kindervriend’ een iets andere betekenis gekregen. Laten we er van uitgaan dat Sint Nicolaas geen pedofiel was (hoewel er in het hedendaagse Vaticaan genoeg voorbeelden zijn van bisschoppen die het met koorknapen doen) en dat hij gewoon een kindervriend was om zijn liefdadigheid. Hij leefde namelijk in de vierde eeuw na Christus als bisschop in Myra in, jawel, Turkije. Volgens de verhalen heeft hij dat dorp van de ondergang gered door het verstrekken van voedsel. Ook schijnt hij arme meisjes van bruidsschatten voorzien te hebben zodat ze konden trouwen. Verder zou hij nog meer liefdadige dingen gedaan hebben die vooral met kinderen te maken hebben.
Allemaal leuk en aardig, maar in Spanje zelf is Sinterklaas geen feest voor de kinderen, het is een feest voor de gelovigen. En dan vooral voor de vrouwen die in geldnood zitten... Ze lopen drie maandagen achter elkaar van huis naar een kerk die gewijd is aan de Sint, mensen krijgen cakejes, gedroogd fruit, noten en caramelsnoepjes, en de jonge bisschopjes (tussen de 4 en 7 jaar oud) nemen een speciale plaats in op die dag.
Hoe kwam die man eigenlijk in Spanje terecht? Waarom roepen we nog steeds dat hij ieder jaar uit Madrid komt met zijn stoomboot (ik dacht dat de stoommachine pas rond de 18e eeuw uitgevonden werd, maar blijkbaar was Sint Nicolaas een pienter ventje) terwijl we allemaal weten dat het een rasechte Turk is? Ik ben zelf van mening dat die zeelui met hun sterke verhalen vanalles verzonnen hebben. Toen wij Nederlanders in de Gouden Eeuw (17e eeuw) gingen varen kwamen we regelmatig de Spanjaarden tegen. Aangezien ons Sinterklaasje als de beschermheer van de scheepvaart gezien werd kan het best zijn dat de zeelui wat uit hun duim gezogen hebben.
Herinneren jullie dat relletje nog van een klein aantal jaren geleden? Een groep mensen claimde dat het gedeelte over Zwarte Pieten in het verhaal discriminerend was en daar viel de rest van Nederland dan weer overheen. Nou, ze hebben gelijk. Die eerste groep dan. In de eeuwen rond de Gouden Eeuw waren het de Moren die de macht hadden in Spanje (en ja de Moren zijn zwart). Ook rond die tijd overwonnen de Spanjaarden de Moren weer, dus het zou best eens zo kunnen zijn dat onze Zwarte Pieten (die natuurlijk onder leiding staan van Sinterklaas) symbool staan voor de overwinning op de Moren. Aanwijzingen genoeg: in landen als Australië, Slowakije en Tsjechië is degene die Sinterklaas op zijn tocht vergezelt niet een Zwarte Piet of een andere hulp, maar een aangelijnd monster met hoorns en een rode tong, gekleed in bont. In deze gevallen staat Sinterklaas voor het goede, en het monster voor het kwade. De kettingen waaraan het wezen vastzit zorgen ervoor dat hij de mensen geen kwaad kan doen en staan symbool voor de macht die Sint Nicolaas heeft.
Is er nog één aspect over: het paard van Sinterklaas. Trouwe Americo, het witte paard dat over de daken kan lopen zonder de dakpannen er af te kegelen en nog lang niet moe is als hij in één nacht heel Nederland en een stukje België doorkruist heeft. Americo, het paard dat op het dek mag staan van de stoomboot, het paard dat iedere nacht weer tientallen kilo’s stro, hooi en wortelen in de kleine stinkende kinderschoentjes vindt. In een groot deel van België, heel Frankrijk, Luxemburg en Zwitserland bestaat hij helemaal niet. Daar heeft Sinterklaas een ezeltje, een klein ezeltje ja, en omdat dat diertje te klein is om de tabberd van de grond te houden draagt het beest manden met cadeautjes en snoepgoed. En de Sint, die ongeveer 1600 jaar oud is, moet lopen.
En om het verhaal compleet te maken: Pakjesavond is de viering van de sterfdag van Sint Nicolaas, op 6 december 434. Heb ik jullie tóch stiekem verteld hoe het Sinterklaasfeest in elkaar zit.
vrijdag, oktober 20, 2006
Pessimistisch
Omijngodomijngodomijngodomijngod.
Drie woorden: Student Information Form. Twee woorden extra: Internationale Uitwisseling. De poolse Anna Cegielka wordt mijn partner gedurende vier zenuwslopende weken. Twee weken hier in Nederland en twee in Polen. Of ik dat ga overleven? Twijfelachtig.
Een hopelozere match dan deze kan een scholier zich niet voorstellen. Ik voldoe precies aan haar omschrijving van haar ‘nightmare partner’, en zij gelukkig ook aan de mijne. Bovendien is ze niet gewend om vuile handen te krijgen, wat een beetje moeilijk vol te houden is als je in een huis verblijft (dat een rigoureuze verbouwing ondergaat) waar drie automonteurs en twee vrouwen voor een kleine kudde paarden, twee honden en zes katten zorgen.
De nu al geliefde Anna houdt van dansen, uitgaan, veel mensen om zich heen, haar vriendje, skateboarden, sport en fietsen. De minder blije ik houdt niet van dansen, gaat zelden uit, heeft aan een klein groepje vrienden op zijn tijd genoeg, houdt van haar eigen vriendje en niet van die van Anna, heeft nog nooit op een skateboard gestaan, hekelt bijna iedere sport en heeft altijd een platte achterband. Gelukkig is Anna van plan om de helft van de tijd die over is te gaan werken.
Ik kan me niet voorstellen dat ik de enige ben met een afschuwelijke match. Ik ben vast niet de enige die inmiddels met angst en beven november tegemoet ziet en die spontane en ontembare vreetbuien krijgt bij het denken aan maart, de maand waarin het tegenbezoek plaats zal vinden. Dus voor iedereen die niet zo blij is met zijn ‘exchange partner’: Succes, ik weet zeker dat je het beter doet dan ik. Schrale troost is dat ik niet pessimistisch aangelegd ben, want daar houdt Anna niet van.
Drie woorden: Student Information Form. Twee woorden extra: Internationale Uitwisseling. De poolse Anna Cegielka wordt mijn partner gedurende vier zenuwslopende weken. Twee weken hier in Nederland en twee in Polen. Of ik dat ga overleven? Twijfelachtig.
Een hopelozere match dan deze kan een scholier zich niet voorstellen. Ik voldoe precies aan haar omschrijving van haar ‘nightmare partner’, en zij gelukkig ook aan de mijne. Bovendien is ze niet gewend om vuile handen te krijgen, wat een beetje moeilijk vol te houden is als je in een huis verblijft (dat een rigoureuze verbouwing ondergaat) waar drie automonteurs en twee vrouwen voor een kleine kudde paarden, twee honden en zes katten zorgen.
De nu al geliefde Anna houdt van dansen, uitgaan, veel mensen om zich heen, haar vriendje, skateboarden, sport en fietsen. De minder blije ik houdt niet van dansen, gaat zelden uit, heeft aan een klein groepje vrienden op zijn tijd genoeg, houdt van haar eigen vriendje en niet van die van Anna, heeft nog nooit op een skateboard gestaan, hekelt bijna iedere sport en heeft altijd een platte achterband. Gelukkig is Anna van plan om de helft van de tijd die over is te gaan werken.
Ik kan me niet voorstellen dat ik de enige ben met een afschuwelijke match. Ik ben vast niet de enige die inmiddels met angst en beven november tegemoet ziet en die spontane en ontembare vreetbuien krijgt bij het denken aan maart, de maand waarin het tegenbezoek plaats zal vinden. Dus voor iedereen die niet zo blij is met zijn ‘exchange partner’: Succes, ik weet zeker dat je het beter doet dan ik. Schrale troost is dat ik niet pessimistisch aangelegd ben, want daar houdt Anna niet van.
Pindakaas
Pindakaas spreekt tot de verbeelding. Alleen de naam al liet een grote menigte eens flink achter zijn oren krabben. Want in welke taal je het ook bekijkt, de naam slaat nergens op. Even op een rijtje: Pindakaas (Nederlands). Kaas van pinda's? Peanutbutter (Amerikaans/Engels). Boter van Pinda's. De pindakaas die ik ken, lijkt in niets op boter of margarine. Beurre de cacahuètes en beurre d'arachide (Frans). Alweer boter van pinda's. En opnieuw herken in geen boter in mijn potje bruinige pindakaas met stukjes. Wie verzint er dan ook twee moeilijk woorden voor iets simpels als 'pinda'? Het Duits, dat is pas makkelijk. Erdnussbutter. Boter van aardnoten. Aardnoten? Pinda's!
Omdat ik er van uit ga dat iedereen wil weten waar het woord 'pindakaas' vandaan komt, ben ik op excursie geweest in mijn hoofd. Met een netje ben ik op jacht gegaan naar voorkennis en mijn conclusie was dat die óf niet voorkomt, óf bijna uitgestorven is door gebrek aan gedachte-wisselingen, óf buitengewoon schuw is en daardoor moeilijk te vangen.
Hoe dan ook, dit is wat ik ving, opkweekte en weer uitzette: pindakaas en peanutbutter hebben de overeenkomst dat het gaat over pinda's. Peanutbutter en Erdnussbutter vertonen een gelijkenis in het gedeelte over boter. Pindakaas en Erdnussbutter vertonen geen enkele over-eenkomst.
Ik was al bang dat wij Nederlanders weer het buitenbeentje waren met onze kaas in plaats van boter. Het deed me dan ook goed dat dit Nederlandse woord min of meer de grondlegging voor de internationale 'pindaboters' bleek te zijn en dat pindakaas volgens de Boterwet van 1889 niet onder boter valt. Om te achterhalen waar Abraham de pindakaas haalt, moest ik naar Suriname. Iedereen weet dat Abraham daar kind aan huis is, omdat daar nou eenmaal de lekkerste mosterd vandaan komt.
Een beschrijving van pindakaas uit 1912: >Pindakaas, eene exotische lekkernij: west-ind. pienda-kassie.<>eene soort van podding of deeg, van rijpe banannen, jonge maïs of dergelijke gemaakt. Pienda-dokoen, zodanig deeg, van gebakken en fijn gestampte pienda vervaardigd.
Omdat ik er van uit ga dat iedereen wil weten waar het woord 'pindakaas' vandaan komt, ben ik op excursie geweest in mijn hoofd. Met een netje ben ik op jacht gegaan naar voorkennis en mijn conclusie was dat die óf niet voorkomt, óf bijna uitgestorven is door gebrek aan gedachte-wisselingen, óf buitengewoon schuw is en daardoor moeilijk te vangen.
Hoe dan ook, dit is wat ik ving, opkweekte en weer uitzette: pindakaas en peanutbutter hebben de overeenkomst dat het gaat over pinda's. Peanutbutter en Erdnussbutter vertonen een gelijkenis in het gedeelte over boter. Pindakaas en Erdnussbutter vertonen geen enkele over-eenkomst.
Ik was al bang dat wij Nederlanders weer het buitenbeentje waren met onze kaas in plaats van boter. Het deed me dan ook goed dat dit Nederlandse woord min of meer de grondlegging voor de internationale 'pindaboters' bleek te zijn en dat pindakaas volgens de Boterwet van 1889 niet onder boter valt. Om te achterhalen waar Abraham de pindakaas haalt, moest ik naar Suriname. Iedereen weet dat Abraham daar kind aan huis is, omdat daar nou eenmaal de lekkerste mosterd vandaan komt.
Een beschrijving van pindakaas uit 1912: >Pindakaas, eene exotische lekkernij: west-ind. pienda-kassie.<>eene soort van podding of deeg, van rijpe banannen, jonge maïs of dergelijke gemaakt. Pienda-dokoen, zodanig deeg, van gebakken en fijn gestampte pienda vervaardigd.
In Nederland kenden we toen nog geen pindakaas. Het was dus niet zo moeilijk om een nieuw product de naam pindakaas mee te geven, ook al klopt daar niets van. Eigenlijk is pindakaas dus pindadeeg. Vervelende bijkomstigheid is dat deeg nog minder op pindakaas lijkt dan boter, maar daar hebben we het niet over. Het gaat er om, dat we in Nederland gelijk hebben met onze eigenwijze kaas en dat men in Amerika, Engeland, Frankrijk en Duitsland haar woordkeuze niet goed kan onderbouwen.
Eigenlijk had ik jullie ook nog willen trakteren op de geschiedenis van het product pindakaas. Hoe smaakte het, hoe rook het en ging ook toen de helft van de wereldbevolking over zijn of haar nek bij het horen van het woord alleen al? Jammer genoeg wil Abraham zijn ezel terug. Hij heeft zijn pistache-nootjes op. Sambal bij, Abraham?
Eigenlijk had ik jullie ook nog willen trakteren op de geschiedenis van het product pindakaas. Hoe smaakte het, hoe rook het en ging ook toen de helft van de wereldbevolking over zijn of haar nek bij het horen van het woord alleen al? Jammer genoeg wil Abraham zijn ezel terug. Hij heeft zijn pistache-nootjes op. Sambal bij, Abraham?
zaterdag, oktober 07, 2006
Pussycat Dolls & Het Nieuwe Rolmodel (PCD & HNR)
‘Pussycat Dolls, want die zijn met meer.’
Een paar maanden geleden werd op een forum de volgende vraag gesteld: ‘Pussycat Dolls of Destiny’s Child?’ Het vlotte antwoord kwam van een mannelijk, heteroseksueel forumlid: ‘Pussycat Dolls, want die zijn met meer.’ Natuurlijk zat ik toen met een grote glimlach op m’n gezicht achter mijn PC. Maar dit antwoord geeft ook goed weer hoe zielig deze vrouwen zijn. Zij zijn namelijk de moderne vorm van de onderdrukte westerse vrouw, of beter: zij zijn de trotse voorvechtsters van het nieuwe rolmodel.
Waar westerse vrouwen vroeger met alle geweld vreselijk lange en warme kleren aangemeten kregen, worden ze er nu zo veel mogelijk uit gekeken. Het ideale plaatje? In plaats van achter het aanrecht in de keuken met een lang schort voor, bovenop de bar met (als het dan echt moet) een kledingstuk aan dat soms nog ‘rokje’ genoemd kan worden.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben absoluut niet voor terugkeren naar die ‘oude vertrouwde tijd’. Vroeger was niet alles beter. Ik kan me er bijvoorbeeld erg kwaad om maken als mensen (vaak mannen) er alleen al van uit gaan dat het de vrouwen zijn die de keukens uitzoeken en laten installeren. Ik ben van mening dat er in verhouding net zo weinig particulieren (m/v) zijn met de kennis om een moderne keuken te kunnen installeren, als dat er mannen zijn die zich niet willen bemoeien met het uitzoeken ervan.
Daarom vind ik het zo erg dat veel vrouwen zich weer in een rolmodel laten drukken, en dat terwijl we nog niet eens helemaal van het oude af zijn. Ze meten zich aan een ideaal van weinig kleren en veel make-up. Girlbands als Pussycat Dolls (what’s in a name) en Destiny’s Child zijn geen groepjes kunstenaars, muzikanten of überhaupt zangeressen. Ze zijn de vertegenwoordigers van de nieuwe editie dames van lichte zeden, deluxe wel te verstaan.
Gelukkig maar dat ze zelf niet doorhebben dat ze waar de Dolle Mina’s voor streden, namelijk de beschikking over hun eigen lichaam, maar al te graag weer inleveren. Die kennis zou hun zorgvuldig opgebouwde luchtkastelen alleen maar afbreken en dat is natuurlijk nergens voor nodig. De toename van het aantal groepsverkrachtingen en de afname van het respect voor vrouwen staan natuurlijk niet in verhouding met hun persoonlijk geluk.
Een paar maanden geleden werd op een forum de volgende vraag gesteld: ‘Pussycat Dolls of Destiny’s Child?’ Het vlotte antwoord kwam van een mannelijk, heteroseksueel forumlid: ‘Pussycat Dolls, want die zijn met meer.’ Natuurlijk zat ik toen met een grote glimlach op m’n gezicht achter mijn PC. Maar dit antwoord geeft ook goed weer hoe zielig deze vrouwen zijn. Zij zijn namelijk de moderne vorm van de onderdrukte westerse vrouw, of beter: zij zijn de trotse voorvechtsters van het nieuwe rolmodel.
Waar westerse vrouwen vroeger met alle geweld vreselijk lange en warme kleren aangemeten kregen, worden ze er nu zo veel mogelijk uit gekeken. Het ideale plaatje? In plaats van achter het aanrecht in de keuken met een lang schort voor, bovenop de bar met (als het dan echt moet) een kledingstuk aan dat soms nog ‘rokje’ genoemd kan worden.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben absoluut niet voor terugkeren naar die ‘oude vertrouwde tijd’. Vroeger was niet alles beter. Ik kan me er bijvoorbeeld erg kwaad om maken als mensen (vaak mannen) er alleen al van uit gaan dat het de vrouwen zijn die de keukens uitzoeken en laten installeren. Ik ben van mening dat er in verhouding net zo weinig particulieren (m/v) zijn met de kennis om een moderne keuken te kunnen installeren, als dat er mannen zijn die zich niet willen bemoeien met het uitzoeken ervan.
Daarom vind ik het zo erg dat veel vrouwen zich weer in een rolmodel laten drukken, en dat terwijl we nog niet eens helemaal van het oude af zijn. Ze meten zich aan een ideaal van weinig kleren en veel make-up. Girlbands als Pussycat Dolls (what’s in a name) en Destiny’s Child zijn geen groepjes kunstenaars, muzikanten of überhaupt zangeressen. Ze zijn de vertegenwoordigers van de nieuwe editie dames van lichte zeden, deluxe wel te verstaan.
Gelukkig maar dat ze zelf niet doorhebben dat ze waar de Dolle Mina’s voor streden, namelijk de beschikking over hun eigen lichaam, maar al te graag weer inleveren. Die kennis zou hun zorgvuldig opgebouwde luchtkastelen alleen maar afbreken en dat is natuurlijk nergens voor nodig. De toename van het aantal groepsverkrachtingen en de afname van het respect voor vrouwen staan natuurlijk niet in verhouding met hun persoonlijk geluk.
Ik zou kunnen afsluiten met de giftige opmerkingen dat alle nummers van de Pussycat Dolls, Destiny’s Child en dat soort bandjes hetzelfde klinken, dat menigeen graag eens een nummertje zou willen maken met één of meer van de dames (maakt niet uit wie) en dat het niet te horen zou zijn als er maar drie in plaats van zes ‘poesjes’ zouden mauwen, maar dat is helemaal niet nodig. Bovendien zouden jullie kunnen gaan denken dat ik jaloers ben op hun verleidelijke, volle botoxlippen, hun mooie smokey make-up ogen, hun zwoele, gemanipuleerde stemmen en het feit dat ze alle zevenentwintig sterk op elkaar lijken. Of dat ik jaloers ben op hun succes, dat vooral te danken is aan hun talent om alles wat ze doen onderhuids in verband te brengen met seks. Voor de duidelijkheid: nee, niet echt.
vrijdag, oktober 06, 2006
Begin.
Abonneren op:
Posts (Atom)